De dag dat haar zenuwstelsel “ik kan niet meer” fluisterde
19 december 2025 

De dag dat haar zenuwstelsel “ik kan niet meer” fluisterde

Ze zat weer achter haar laptop.

Derde kop koffie, twintig open tabbladen, twee telefoons binnen handbereik. De cursor knipperde op het scherm, maar haar aandacht sprong als een stuiterbal door de kamer. In haar lijf zat een soort onzichtbare trilling, alsof iemand diep vanbinnen een motortje had aangezet dat niet meer uit wilde.

Ze merkte het al weken.

De onrust in haar borstkas.
De adem die net iets te hoog bleef hangen.
De spieren in haar nek die voelden alsof ze al dagen in de wacht staan.

Toch deed ze wat ze altijd deed: nog één ding afmaken. En daarna nog één. En nog één.

Tot ze haar schouders voelde. Niet als vage spanning, maar als een helder signaal: “Als jij ons niet serieus neemt, doen wij het zelf wel.” Het was geen paniekaanval, geen dramatisch moment. Eerder een stille werkelijkheid die zich aandiende: dit tempo, deze hoeveelheid prikkels, dit leven waarin haar zenuwstelsel nooit pauze had – het klopte niet meer.

Diezelfde ochtend had iemand haar iets laten zien.
Een klein, vierkant patchje.
Geen medicijn, geen druppels, geen supplement.

“Het is een superpatch,” had diegene gezegd. “Een pleister met een bepaald patroon dat je zenuwstelsel via je huid een ander signaal geeft. Geen stofje dat je lichaam ingaat, maar een soort mini-taal van ribbeltjes en reliëf. Vibrotactiele stimulatie, heet dat. Klinkt ingewikkeld, maar eigenlijk is het gewoon: je huid zachtjes laten praten met je brein.”

Ze had gelachen, een beetje sceptisch, een beetje nieuwsgierig.

Nu, achter haar laptop, haalde ze dat kleine vierkante stukje uit haar tas.
Ze draaide het tussen haar vingers.
Het voelde bijna te simpel.

Ze plakte het op haar arm, net onder haar mouw.
Niet als wondermiddel.
Meer als een teken naar zichzelf: “Ik wil het anders gaan doen. Ik mag hulp toelaten.”

Terwijl ze de superpatch zacht aandrukte, sloot ze even haar ogen. Haar gedachten bleven nog druk, maar er kwam een zin boven drijven: “Wat als mijn zenuwstelsel niet mijn vijand is, maar een systeem dat al maanden keihard probeert mij te beschermen?”

Ze merkte geen vuurwerk, geen plotselinge golf van zen. Wel iets anders. Een nuance. Alsof de volumeknop vanbinnen een fractie lager werd gedraaid. Haar adem zakte een klein beetje. Haar schouders verplaatsten zich een millimeter naar beneden. Niet spectaculair, maar voelbaar.

Later op de dag, toen ze door haar agenda scrollde, viel haar iets op.
Ze klikte een afspraak weg.
Zonder uitgebreid excuus, zonder zich eerst dertig minuten schuldig te voelen.

“Ik ben er volgende week bij,” appte ze. “Deze week is het teveel.”

Normaal gesproken zouden de bekende stemmen meteen opstaan: Je stelt mensen teleur. Ze rekenen op je. Je moet gewoon even doorbijten.
Maar het bleef opvallend stil vanbinnen. Alsof haar systeem een zucht van opluchting slaakte: eindelijk luisterde ze een beetje.

Die nacht werd ze wakker, zoals zo vaak.
Meestal was dit het moment waarop haar brein de nachtshift overnam en lijstjes begon uit te rollen. Nu voelde ze eerst de plek van de patch. Een klein, warm bewustzijn op haar huid. Ze legde haar hand erop en ademde een paar keer rustig in en uit, alsof ze haar eigen zenuwstelsel een hand gaf.

“Je hoeft niet alles vannacht op te lossen,” fluisterde ze in zichzelf. “Mijn lijf mag slapen. Mijn hoofd mag straks weer nadenken. Nu is het genoeg.”

Ze viel weer in slaap.

Het was geen magische transformatie. De dag erna was er nog steeds een overvolle inbox, nog steeds gedoe, nog steeds leven. Maar ergens in dat alles was er ook een nieuwe laag: een lichaam dat niet alleen maar alarmsignalen hoefde af te geven, maar ook subtiele hints van ondersteuning kreeg. Een zenuwstelsel dat niet alleen “overleven” kende, maar af en toe heel voorzichtig aan “reguleren” mocht proeven.

Tijdens een coachsessie vertelde ze erover.

“Ik wil niet dat vrouwen denken dat zo’n patch dé oplossing is,” zei ze. “Wat ik wél zie, is dat het iets in gang kan zetten. Alsof je zenuwstelsel een zacht duwtje krijgt: hé, je mag uit de overdrive. En op het moment dat je dat voelt, durf je misschien ook andere keuzes te maken. Eerder naar bed. Een afspraak afzeggen. Eerlijker zijn over wat je aankunt.”

Ze keek haar cliënte aan, een vrouw met donkere kringen onder haar ogen en een agenda waarin nergens ruimte te vinden leek.

“Waar voel jij dat jouw systeem ‘ik kan niet meer’ zegt?” vroeg ze.

De vrouw zweeg even.
Toen rolden de woorden eruit: over hoofdpijn, slapeloze nachten, steeds korter lontje tegen de kinderen, een lichaam dat maar door moest terwijl het eigenlijk gewoon onder een deken wilde kruipen.

“Zie je,” zei ze zacht. “Daar, in dat verhaal, begint selfcare. Niet bij het volgende manifestatieboek of de perfecte ochtendroutine. Maar bij luisteren naar de signalen die je lijf allang uitgezonden heeft.”

De superpatch was in die sessie geen hoofdrolspeler.
Meer een bijfiguur.
Een klein vierkant vlakje op een arm, dat symbool stond voor iets veel groters: de bereidheid om je zenuwstelsel serieus te nemen. Om niet te wachten tot je lichaam de noodrem aantrekt, maar al eerder te zeggen: “Oké, ik hoor je. Ik vertraag. Ik zoek hulp – in mezelf, in anderen en soms ook in zo’n kleine, slimme pleister.”

Aan het einde van de dag zat ze weer met een kop thee op de bank.
Ze voelde haar lijf moe, maar niet uitgebrand.
Haar hoofd vol, maar niet op ontploffen.

Ze streek langs de rand van het vierkante patchje en glimlachte.

“Dank je wel dat je het zolang hebt volgehouden,” fluisterde ze naar haar lichaam.
“Vanaf nu hoef je niet meer zo hard te schreeuwen. Ik ga eerder luisteren. En ik zorg ervoor dat je niet meer alles alleen hoeft te reguleren.”

En ergens diep vanbinnen, in dat ingenieuze netwerk van zenuwen, leek iets te ontspannen.
Geen groot vuurwerk, geen aha-moment.
Gewoon een eerste, stille “eindelijk”.

Over de schrijver
Reactie plaatsen